2008. Slotscène uit Newton    (foto: Frank Nieuwenhuizen)

Nellie

'Mooi hè meneer Newton. De maan. Wat denkt u nu als u naar de maan kijkt?'

Newton

'Dat ik een klein jongetje ben. Die op het strand op zoek is naar een nog mooiere schelp. Terwijl recht voor mijn neus een zee van waarheid ligt die nog ontdekt moet worden.  Wat ik weet is een druppel. Wat ik niet weet een oceaan'

(Tekst: Rob Bloemkolk)

 

Waarom Jeugdtheater? Waarom met poppen?

Theater moet betoveren. Jeugdtheater moet magisch zijn. Kinderen weten alles van toveren en magie. Terwijl ze welwillend de opvoedkundige lessen van ouders, leerkrachten én theatermakers lijken op te pikken, is hun wereld nog altijd doortrokken van toverspreuken en magische rituelen.

Wij opvoeders kunnen opvoeden wat we willen maar tot pakweg het tiende levensjaar bevindt een  kind zich op een andere planeet. Een toverbal. Een magische maan. Aan die opvoeding werken ze mee omdat ze van ons houden. En ons ook een beetje zielig vinden. Omdat we hun toverwereld zo overduidelijk achter ons gelaten hebben. 

Het is aan jeugdtheatermakers om die wereld op te roepen inclusief het magisch maanlicht. We zullen wel moeten. Anders kijkt er geen kind. Geen meedogenlozer publiek dan een zaal met kinderen. Waar de magie verdwijnt, begint een kind met zijn buren te babbelen. En dan kom je nog goed weg. 

Ik ben  poppenspeler. Mijn poppen zijn vaak manshoog en voor de toeschouwer levensecht. In elk karakter wat ik bespeel zit een stukje van mezelf. Mijn poppen zijn ook mijn tegenspelers. Mijn mede acteurs.  De enige manier om dat voor elkaar te krijgen is door te geloven dat je poppen je werkelijk iets te vertellen hebben. Je moet ze zelf ook geloven. Het grootste compliment dat ik daarom ooit van een kind gekregen heb na het zien van één van mijn voorstellingen, was de vraag: ben jij echt?  Wij waren even samen een uur op die andere planeet geweest. Dat is jeugdtheater. Spelen dat je tovert. En dan toveren tot het echt is. 

Ila

NB WORDT NOG VERDER AAN GEWERKT